Geschiedenis

Het geslacht Dubendorffer – door Broer Dubendorffer:

Het uitdiepen van de eigen “familie stamboom”zou volgens deskundigen vrij eenvoudig en met weinig kosten gepaard gaan. Op zich is dit wel zo, maar er zijn juist in het ontdekken van de ware afstamming oneindig veel variatie’s die dat “gemakkelijke engoedkope”juist zo betrekkelijk maken.Wanneer het gaan om een familie of geslacht die tientallen of zelfs honderden jaren op een en dezelfde plaats hebben gewoond is het naspeuren van de oorsprong vrij eenvoudig. In de Stads- of Rijskarchieven van de woonplaats kan men in enkele uren al aardig op weg komen. Hoewel, de genoemde archieven laten naspeuringen van voor 1812 nauwelijks toe, eenvoudig omdat er van voor dat jaar door de officiële instantie’s geen registratie van personen plaats vond. Wil men van voor het jaar 1812 gegevens verzamelen dan is men in hoofdzaak aangewezen op de registers welke door de kerkgenootschappen over de overleden, geborenen en gehuwden werden bijgehouden.

Hoe het begon:

Het was in 1950 of daaromtrent dat ik werkzaam was bij het “Magazijn De Bijenkorf”, in Den Haag. Voor niet insiders dit magazijn was in die tijd het grootste Haagse Warenhuis. In die tijd dus kwam er een collega terug van vakantie, bij de verhalen over het mooie Zwitserland waar hij enkele weken had doorgebracht maakte hij mij duidelijk dat er een plaats van die bijna identiek was aan mijn achternaam, komende van het vliegveld Kloten bij Zurich reed deze collega langs het stadje Dubendorf. Reklame borden met de naam Dubendorfer op diverse firma’s versterkte hem in de mening dat ik eigenlijk wel uit deze buurt afstamde. Hetgeen deze man mij vertelde was voor mij volkomen nieuw, nog nooit had ik van de plaats gehoord temeer ook omdat er voor mij tot dan nooit geen enkele aanleiding had bestaan om uit te zoeken van waar ik eigenlijk afstamde. Ik wist wie mijn vader en moeder waren en met de dagelijkse beslommeringen van de toen economisch niet zo beste tijd had ik daar genoeg aan. Maar het verhaal van de collega had toch mijn nieuwsgierigheid opgewekt. wie weet hoeveel mensen daar in Zwitserland woonden, waren nog familie van mij, was toen mijn eerste gedachtegang. Dit kwam ook juist door de onbekendheid met mijn naaste familie van vaderskant. Natuurlijk daar was mijn grootvader die ik als jongen regelmatig op zocht, ook de broers en zusters van mijn vader waren mij niet onbekend, maar verder dan deze nog levende personen was ik nooit gegaan.

Maar voor mij was het niet onmogelijk dat er daar in Zwitserland een aantal mensen woonden waartegen ik oom of tante zou moeten zeggen. Visioenen van rijke lieden in grote landhuizen of villa’s doken op. Mensen die mij als verre neef zouden uitnodigen op hun kosten, een ongelimiteerde tijd aldaar te verblijven, zo zou het gaan dacht ik. Wist ik veel. Met dit idee voor ogen ben ik toen mijn onderzoek begonnen. Natuurlijk volkomen verkeerd want ik had vanuit mijn eigen omgeving moeten zoeken naar het tijdstip waarop de eerste Dubendorfer (als dat dan al zo geweest zou zijn) naar Nederland was gekomen. Maar nee, ik deed het andersom, gehast als ik was om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Door de op dat moment nog maar enkele jaren beëindigde oorlog had ik via mijn tewerkstelling in Duitsland kennis kunnen nemen van de duitse taal, juist genoeg om mij verstaanbaar te maken dat wel, maar dat belette mij niet om mijn eerste brief richting Zwitserland te sturen met het verzoek mij in te lichten over de familie Dubendorfer die daar zou moeten wonen. Dat werd in Dubendorf, waarheen ik de brief had gestuurd lachen geblazen, want wat bleek: in Dubendorf woonde net zoveel mensen met de naam Dubendorfer als dat er in Scheveningen mensen met de naam Vrolijk rond lopen. Op de vraag welke de ambtenaren van het gemeentehuis in Bassersdorf waaronder Dubendorf resorteert per kerende post mij stelde en wel wie ik in Dubendorf dan precies bedoelde moest ik het antwoord schuldig blijven. Wel werd er door de gemeente een onderzoek ingesteld naar eventuele personen die met mij in contact willen treden, die werd al bijzonder snel gevonden in de persoon van een studente in de engelse grammatica aan de Zuricher Hogeschool. In een keurige brief vertelde zij mij dat ze geïnteresserd was geraakt door het feit dat iemand op zo’n 1000km afstand dezelfde naam droeg als zij. Zij beloofde mij te onderzoeken of er in het nabije of verre verleden iemand vanuit haar woonplaats naar Nederland was geemigreerd. Op dat moment realiseerde ik mij eigenlijk ook wel dat het voor dit zeer bereidwillige meisje zoeken was naar de bekende naald in de even bekende hooiberg. Dit bleek ook juist te zijn. Na enkele weken kreeg ik opnieuw een brief waarin mijn correspondente mij mededeelde dat zij niet geslaagd was in haar pogingen de”emigrant” te vinden. Wel had zij een uitgebreid stamboomblad samengesteld waarin de loop van haar eigen familie werd getoond. Misschien, vond zij, kon ik aan de hand van deze gegevens de draad verder opnemen. Daaruit bleek overigens wel mijn eerste ilusie ten aanzien van de welgesteldheid van de Zwitserse Dubendorfer’s: Haar vader bijvoorbeeld was directeur van de allergrootste cement en kiezelsteen fabrieken in Zwitserland, dezelfde fabrieken van waar de grote verlichte naam Dubendorfer mijn eerde genoemde collega had toegeschenen.

Een broer van haar vader was de direkteur van de in Zwitserland zeer bekende “Migros”vestigingen, een maatschappij welke vergelijkbaar in met Vroom en Dreesman in Nederland. Toen werd mij duidelijk dat deze tak geen familie van mij kon zijn. Immers een man met een dergelijk leefmilieu zou geestelijkonvolwaardig zijn geweest wanneer hij desondanks zijn Nederlands avontuurbegon. Ik verzoende mij dus reeds toen met de gedachte dat juist ik zou verwant zijn aan de arme tak van de familie welke indertijd in Dubendorf gehuisvest was.

Na mijn contactpersoon in Zwitserland uitvoerig te hebben bedankt voor de bewezen diensten besloot ik in principe het onderzoek als gedaan te beschouwen. Nota bene op een tijdstip dat er van enig onderzoek mijnerzijnds nog geen sprake was geweest. Geduld was ook toen al niet mijn sterkte eigenschap.

Tock bleef ik de daarop volgende jaren deze zaak mij prikkelen. Bij vlagen nam ik mij voor deze zaak eens grondig te gaan uitdiepen. Vol enthousiasme begin ik dan ook aan een onderzoek op het Haagse Gemeentearchief, dat toen nog was gevestigd aan de Rijswijkseweg. Daar ook kwam ik aan de weet dat mijn overgrootvader in Amsterdam was geboren, voor verdere onderzoekingen zou ik mij dus moeten wenden tot het archief aldaar. Door verschillende omstandigheden is dit er toen nooit van gekomen. Geld- en tijdgebrek waren er oorzaak van dat ik mijn bezoek aan het Amsterdamse Gemeente-archief steeds weer uitstelde.

Toen ik in 1967 mijn eerste auto kon aanschaffen opende dit ook weer nieuwe perspectieven voor het enkele jaren daarvoor gestaakte afstammingsonderzoek. Weer maakte ik de fout de zaak achterstevoren te willen aanpakken. Tijdens de eerste vakantie welke ik met mijn auto zou maken zouden wij een bezoek aan Zwitserland brengen zo spraken mijn vrouw en ikduidelijk af. Tussen de normale verpozing zou een bezoek aan het Gemeentehuis van Bassersdorf kunnen worden ingelast. Enkele weken voor ons vertrek herstelde ik ook het schriftelijk contact dat ik eerder had gehad met de studente Elisabeth Dubendorfer in Basserdorf. Helaas berichtte haar vader mij dat zij voor een stageperiode van een jaar naar Engeland was vertrokken. Niettemin nodigde deze fabrikant ons uit op doorreis een bezoek aan hem te brengen. Met een gehuurde bungalow-tent in de achterbak vertrokken wij op 21 juni 1967 in een Opel Olympia richting Zwitserland. Na enkele dagen sloegen wij “onze”tent op een camping in Zurich. Toen al merkte ik dat men wat vreemd aankeek tegen een Hollander die de naam Dubendorffer droeg. Vriendelijke verbazing alom. Hoe het kwam en of ik wist waar mijn voorouders vandaan kwamen was de vraag die mij regelmatig gesteld werd. Dat ik al die mensen moest teleurstellen door te zeggen dat ik dat juist bij hen aan de weet wilde komen laat zich raden. Op de eerste dag die volgde in Zurich togen wij dus Bassersdorf waarts.

Al snel vonden wij in een immense villabuurt het huis van Albert Dubendorfer, die ons enkele weken geleden had uitgenodigd eens langs te komen. Aangezien wij echter ons bezoek middag op de dag aflegde kon het gebeuren dat behalve de huishoudster en de hond niemand van de familie aanwezig was. Maar ook de dienster kende waarschijnlijk het verhaal van de Hollander met de naam Dubendorffer, want zij ging onmiddelijk trachten de Heer des Huize te bereiken. Dit lukte en binnen de kortst mogelijke tijd verscheen dan de Heer Albert Dubendorfer in de keuken waar wij aan de koffie waren gezet voor de huishoudster. Bijzonder prettig en vriendelijk knoopte hij een gesprek met ons aan, maar al snel bleek ook dat hij van het verband tussen ons en welke familie in Zwitserland geen flauw vermoeden had. Behalve de koffie met koek en het aanbod om de grote hond gratig mee te nemen had hij ons verder niets te bieden. Het laatste aanbod sloeg ik af omdat ik de indruk had gekregen dat het “mammoethuisdier”met niet minder genoegen zou nemen dan twee hele broden per dag.

Bleef ons na dit bezoek alleen nog over een bezoek aan het Gemeentehuis te brengen. Ook hier een alleszins prettige ontvangst en grote verbazing over het verblijf van een Hollander met zo’n specifiek Zwitserse naam. Ook hier bleek overduidelijk dat er om de afkomst te kunnen vaststellen door mij gegevens uit Holland zouden moeten worden aangedragen. Na een boekje over Dubendorf als geschenk te hebben ontvangen besloten wij dit bezoek aan deze plaats na eerst nog een foto te hebben gemaakt van mijn oudste 2 zoons onder het naamboord van de stad.

Het voornemen on toch in Nederland te beginnen met het onderzoek naar de herkomst van mijn voorouders te vele jaren daarna een voornemen gebleven. Later veel laster zou ik weer warm lopen voor deze zaak, maar dat was toen zeker niet mijn verdienste:

Medio 1980 vernam ik van mijn broer die in Rotterdam woonde dat zijn dochter geïnteresseerd was geraak in de afstamming. Derhalve informeerde hij of ik nog in het bezit was van documenten over deze zaak. Ik moest hem gedeeltelijk teleurstellen omdat ik alles over de familie uit mijn geheugen moest opdiepen. Op papier had ik namelijk niets meer. waarschijnlijk was deze documentatie bij een plaatsgehad hebbende verhuizing verloren gegaan. Dit weerhield mijn nicht geenszins met haar naspeuringen gewoon verder te gaan. Alles wat hierma in dit verhaal wordt opgetekend is dus door Carola Dubendorffer verzameld. Zij verkreeg haar informatie uit deGemeente- enRijksarchieven, voorts bracht zij enkele bezoeken aan Zwitserland om uiteindelijk de samenstelling van het “afstam”gebeuren compleet te krijgen. Voor alle eventuele lezers moet dus duidelijk zijn, dat een onderzoek als in dit geval enorm veel tijd enfinanciele offers vergt. Carola heeft dit er voor over gehad en de andere familieleden laten mee profiteren van de door haar opgedane kennis en ervaringen.

Eerste stamvader:

Toen dan in 1551 begonnen werd met het optekenen van de persoonsgegevens door daar in de oude boeken al onmiddelijk de naam Dubendorffer op. Uit die oude boeken bleek dat op 18-03-1551 ene Peter Dubendorffer in het huwelijk trad met mejuffrouw Regula Jäger, de geboortedata van het bruidspaar kon niet meer worden achterhaald maar moet gelegen hebben tussen 1520 en 1530. Zij ware het uiteindelijk die verantwoordelijk zijn voor de tak welke nu in Holland domicielie heeft.

Over de omstandigheden waaronder in die zestiende eeuw werd geleefd is niet zoveel bekend, daarvoor zou men in de historische Zwitserse boeken een behoorlijke studie moeten gaan ondernemen. Alleen zeer bijzondere gebeurtenissen werden opgetekend, die bijzondere gebeurtenissen vonden in de familie later wel plaats zodat de nazaten (weliswaar hoofdschuddend) enigszins op de hoogte bleven.

Peter Dubendorffer dan, zorgde ervoor dat de familie bleef voortbestaan. Zijn vrouw die het leven schonk aan 2 kinderen, hielp daaraan ijverig mee door in ieder geval een zoon ter wereld te brengen, Felix, zo heette het kind (28-06-1555) groeide voorspoedig op en huwde met Barbara Rudiman, dd 24-11-1573, op het moment dat Felix in huwelijk trad schreef men in het trouwboek de naam Dubendorfer met één F. Vanaf toendus werd de naamvan 12 naar 11 letters teruggebracht. De geschiedenis zal zich later in Nederland herhalenmaar dan met de toevoeging van de 2e F.

Onder de 3 kinderen die dit echtpaar kreeg was gelukkig voor ons wederom een kind van het mannelijk geslacht: Jacob, 23-03-1576, de nieuwe telg koos het nobele beroep van timmerman, aangezien hij samen met vrouw Agnes Vetter ten aanzien van de opvolging het zekere voor het onzekere nam zetten wij tesamen 8 kinderen op Zwitserse bodem. Het timmeren van kinderledikantjes ging hem als timmerman uiteraard goed af.

Zo ging het nog een poos door met de familie, Jacob kreeg Hans Jacob, 22-07-1623 en Hans Jacob kreeg Hans Heinrich, 19-09-1652 enzovoort enzovoort.

Toen in 1748 op 11 mei om precies te zijn, trouwde een volgende Jacob Dubendorfer met mejuffrouw Barbara Dubendorfer. Dat voortzetten van de familie kon dus niet meer stuk, dat huwelijk echter wel, want Barbara nam het niet zo nauw met de belofte welke zij bij de huwelijksvoltrekking had afgelegd. Diverse getrouwde en vrijgezellen mannen kruisten haar pad of liever, andersom. Maar ook als dat gevolgen zou hebben gehad zou de naam Dubendorfer blijven bestaan. Maar Landvoogd Hirzel, in die tijd de gezagsdrager, vond die levenswijze van onze Barbara naar zo zo.

Hij ontbood haar op zijn slot Kyburg en gaf haar een ernstige reprimande omdat zij in aanstoot gevende kledij de mannen uit het dorp verleidde. Of deze terechtswijzing achter gesloten deuren plaatsvond vermelden de documenten niet. Van bittere ellende gaf vader Jacob de pijp aan Maarten, en overleed, 11-03-1764kort na deze schanddaden van zijn vrouw.

Weduwe Barbara, 40 jaar oud, zat dan met drie kinderen: Hans Ulrich 16 jaar, Hans Rudolf 14 jaar en Barbara 12 jaar. Oplossing werd gevonden in ene Jacob Stadeli die bereid was met Barbara te trouwen. Maar nog voordat hijzijn jawoord kom geven werd hijgearresteerd terwijl hij de boomgaard van de pastoor aan het leegroven was. Toen bleekdat de pruimendief meer op zijn kerfstok had nam Barbara genoegen met 45 pond smaadgeld en vertrok naar Zurich waar zij conciërge werd in een weeshuis.

Dochter Barbara eveneens in Zurich verzeild geraakt, verraste haar moeder door zwanger thuis te komen, ene Conrad Moracs was de stichter van het kwaad.

Hans Ulrich zag het allemaal niet meer zitten met die losbandige vrouwen en nam dienst in het Zwitsers garnizoen dat in die tijd in Holland hand- en spandiensten verrichte.

Broer Rudolph volgde hem in 1770 en ging ook met zijn regiment naar Holland. Rudolph zou danook de man worden die de lijn van de familie in Holland doortrok.

In 1775 verlaat hij de militaire dienst en vestigt zich in Amsterdam, bij de Hooge Sluys.Drie jaar later wordt hij lidmaat van de Hervormde Gemeente en in 1779 slaat hij op 28 jarige leeftijd zijn eerste vrouw aan de haak.

Maria Elisabeth Numan was de gelukkige, geboren in Bieleveld woonde zij met haar moeder aan de Reguliersbreestraat. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand die het huwelijkvoltrok beging de fout de naam Dubendorfer met dubbel F te schrijven. Ongewildwas dus de traditie van vóór 1560 hersteld. Opgemerkt dienst echter te worden dat in Zwitserland de naam op de oude manier gehandhaafd en daardoor het verschil tussen de Hollandse en Zwitserse familie’s duidelijk werd.

Acht jaar later, op 27-03-1787 overlijdt Elisabeth op 28 jarige leeftijd, zij had inmiddels wel 4 kinderen ter wereld gebracht. Niet danig onder de indruk trouwt Rudolph3 maanden later met Francina Kukee, geboren in Amsterdam dd 03-01-1749.

Dit huwelijk hield 18 jaar stand en werd ontbonden door het overlijden van Francina op 29-10-1805. Toch was het verdriet over 2 overleden echtgenotes voor Rudolph niet groot genoeg om het nogmaals te proberen. In april 1806 tikte hij een nieuwe gegadigde op de kop. Met een 26 jarige bruid dacht de toen 54 jarige Rudolph voorlopig vooruit te kunnen. Geertje Bouhuys schonk Rudolph eerst het jawoord en daarna 4 kinderen, waarmee Rudolph zijn totaal op 10 bracht. Tock overleefde de oude rakker ook deze vrouw. In juli 1817 verwisselde Geertje het tijdelijke met het eeuwige.

Rudolph bleef achter met 2 kinderen van 6 en 8 jaar, Geertje en Gerrit Rudolf. Voor deze kinderen begon een jaar later de tragiek want op 21-06-1818 overleed vader Rudolph in de Buiten Brouwerstraat. Zonder geld of goederen werden zij goed bevonden opgenomen te worden in het Diaconie Weeshuis.

Op 18 jarige leeftijd verliet Gerrit het weeshuis om vrijwillig dienst te nemen, de Belgische opstand voor zelfstandigheid was daartoe de aanleiding (1830).

Toch kwam Gerrit nog regelmatig terug in het weeshuis, waarschijnlijk om contact te hebben met zijn zus Geertje. In 1835 vertrok hij dan defitinief, zijn zus Geertje was toen al 2 jaar “vrij”.

Deze Gerrit Rudolf trok de lijn van de familie verder door. Na zijn diensttijd trouwde hij op 26 jarige leeftijd met Gerardina Uylings, geboren 08-10-1810. Op het Roeterseiland brouwden zij samen 8 kinderen. Nochthans vond Gerrit tijd om als kunstdraaier de kost te verdienen. Onder de reeds genoemde 8 kinderen bevond zich ook zoon Hubertus Henricus, die als Bertus door het leven zou gaan. Hij was het die de broedplaats Amsterdam verlegde naar Den Haag. Waarom dit is gebeurd is niet precies te achterhalen maar vermoedt wordt dat hij na zijn militaire dienstplicht in Den Haag vervuld te hebben in de Hofstad is gebleven. Op het stadhuis aan de Groenmarkt verscheen hij op 26-05-1869 met Cornelia Jacoba Maria Louwerens aan zijn zijde.

In het huis aan de Gedempte Gracht no. 29, de toenmalige “Jodenbuurt”, woonde dit echtpaar zeer lang tesamen. Deze Dubendorffer was dan ook de eerst van de serie die het tot een redelijke leeftijd bracht. Immers met zijn totaal aan 74 levensjaren overvleugelde hij ruimschoots zijn voorgangers die er over het algemeen nogal vroeg het bijltje bij neerlegden. In het 45 jaar durende huwelijkzorgen Dubendorffer en Louwerens voor een achttal kinderen. De man die uitverkoren werd om de huidige familie door te zetten werd op 16-02-1871 geboren en kreeg de mannelijk vorm van moeders voornaam,namelijkCornelis Jacobus Marinus. Nadat hij de meest uiteenlopende beroepen van smid, sigarenmaker en opperman had bekleed trouwde Nelis op 28-10-1896 met Theodora Antonia van der Putten. Dat het voor het jonge paar de hoogste tijd werd om een “boterbriefje”te halen mag blijken uit het feit datTheodora in die tijd reeds 3 maal was bevallen.

Slecht één zoon bevond zich onder dit drietal, aangezien er onder de twee na het huwelijk geboren kinderen ook geen was van het mannelijk geslacht, moet grote dankbaarheid uitgaan naar genoemde zoon Gijsbertus, die op 05-03-1896 in de Haagse Katerstraat ter wereld kwam, dankbaarheid omdat zonder hem de Nederlandse Dubendorffers tot uitsterven gedoemd waren.

Wel was het zo, datNelis na het overlijden van zijn vrouw in 1916 opnieuw trouwde. De kinderen die deze vrouw, de in Voorburg geboren Elisabeth Barbara de Koning meebracht moesten de naam van Elisabeth’s eerstman, Pieter Pijtak, blijven dragen. Zij vielenderhalve af bij de levering van kinderen aan het geslacht Dubendorffer.

Gijs begreep die taak echter drommels goed en hij zocht zich al snel een vrouw ter realisering van die plannen. Op 23 jarige leeftijd trouwde hij in Den Haag met Helena Ave, geboren 03-02-1900. Toen ook verliet Gijs als eerste in het geslacht de Hervormde Kerk waarvan al zijn voorgangers lid waren geweest. Hij bekeerde zich tot de Rooms Katholiekekerk en werd daarin gevolg door zijn echtgenote.

Gijs en Lena begonnen hun reis door het huwelijk op een sobere zolderkamer in de Haagse Bagijnestraat, daar kwam eerst een tweeling door ter wereld alvorens de eerste zoon bij de burgerlijke stand kon worden aangegeven, Henk (Hendricus Johannes) kreeg de voornamen van opa aan moederskant. Kort na de geboorte van de nieuwe stamhouder verhuisde het gezin naar de Grote Brouwerstraat evenals de Bagijnestraat gelegen in het hart van de Haagse binnenstad. Straten welke in hoofdzaak kooplui en dames van lichte zeden als bewoners had. Broer (Cornelis Jacobus Marinus) werd daar geboren. Na korte tijd wilde Lena wat dichter bij de eigen ouders gaan wonen omdat (zo bleek later), zij toch moeite had met het leefmilieu in deze omgeving. Zij vertrokken naar de Bloemstraat eenzijstraat van de nu nog bestaande Veenkade. Gijsje (Gijsbertus) en Arie (Adrianus) waren de volgende zonen die in deze evenzeer beruchte straat ter wereld kwamen. berucht daaromomdat geen politieagent het ooit maar waagde om bij ongeregeldheden (die daar tussen familie’saan de orde van de dag waren) de straat te betreden. Verjaagd door de ratten die als het ware in en uitliepen vertrok het gezinnaar de Zorgvlietstraat een straat naast de Bloemstraat.

Daar kwam de eerste dochter, Bep (Bertha Hendrika Louisa) ter wereld die de namen van “opoe”van moeders kant kreeg. Opoe was zodanig met haar eerste kleindochter in haar schik dat zij haar bijna haar gehele verdere leven”in huis nam”.

Tengevolge van het overlijden van zoon Gijsje op 3 jarige leeftijd vertrok het gezin van Gijs uit de Zorgvlietstraat. In een zijsleuf van de Loosduinseweg werd een woning gevonden, in de van Geenstraat kwam dochter Mien (Wilhelmina Hubertina Alida) ter wereld. Het kind had maar nauweljks adem gehaald of hup daar ging de familie alweer. De Gheijnstraat werd de nieuwe woonstraat, Tussen alle verhuizingen door zat vader Gijs inmiddels niet stil want ook in dit pand kwamen kindertjes: Lena (Helena) Dora (Theodora Antonia) Gijs (Gijsbertus).

Omdat “opoe en opa”ook richting Loosduinseweg waren gekomen en moeder Lena nog al vaak haar toevlucht zocht bij de ouders, verkaste het gezin in 1935 naar de Pretoriusstraat, alwaar de jongste zoon Jan (Johannes Hendricus) werd geboren, dit was een een steenworp afstand van de Smitstraat waar het echtpaar Avé woonde. Eerst op no. 95 daarna aan de overkant op 94 woonde het gezin in totaal 2 jaar in genoemde straat.

Na daarna nog een jaar in de Kockstraat te hebben gewoond nam de familie haar intrek in het pand Schalkburgerstraat. Daar viel de familie door huwelijk uiteen.

Zo zijn er op dit moment nog negen mannelijke leden van de familie Dubendorffer, welke in de achtiende eeuw vanuit Zwitserland in Holland domicilie koos.

Aldus geschreven door Broer Dubendorffer in 1983.

Anno 2005 is de mannelijke lijn gegroeit tot 12 leden.